Fat White Family, met mate
// OOR \\

17 april 2019

Feestend naar de afgrond

Disfunctioneel. Destructief. Verslaafd aan drank, drugs en aandacht. Fat White Family is het allemaal, en met overtuiging. De titel van hun incoherente debuut, Champagne Holocaust uit 2013, bleek niets minder dan een mission statement: deze familie zwalkt feestend de zelfvernietiging tegemoet. Het was ze bijna gelukt, ware er niet de louterende kracht van de muziek. ‘In een band moet je het beste in elkaar naar boven halen en het slechtste in elkaar tolereren.’

Ik heb me voorgenomen om niet over drugs te beginnen en te kijken hoe lang Lias Saoudi, Nathan Saoudi en Saul Adamczewski het volhouden. Dat blijkt tegen te vallen: twee minuten en vijfentwintig seconden. Met vlag en wimpel geslaagd voor de verslaafdentest.

Afgaande op eerdere interviews met de shabby Britten, vooral berucht om hun losgeslagen liveshows, had ik me op het ergste voorbereid. Onnodig, zo blijkt op deze donderdagochtend in het Amsterdamse Art’Otel, waar Lil’ Kleine diezelfde dag een vierdaagse pop-upstore opent ter ere van zijn eerste kledingcollectie.

Over drugs wordt veel gepraat, maar het gebruik ervan is teruggeschroefd met het oog op het voortbestaan van Fat White Family en de persoonlijke gezondheid van de bandleden. Saul spreekt van ‘moderation’, matiging. Het is hem niet aan te zien. Met zijn slungelige gestalte, asgrijze wallen en missende voortand oogt hij als een doodgraver uit een Tim Burton-film. Verrassend genoeg ontpopt de gitarist zich in het half uur dat volgt als de scherpste van het stel. Lias, ook niet op zijn mondje gevallen, hangt onderuit in een grote ronde stoel. Zijn benen bungelen over de leuning van de bank waarop zijn broertje en jongere evenbeeld Nathan wat schuchter naast de zelfverzekerde Saul zit.

Op de hoes van Serfs Up! bedienen de heren zich niet voor het eerst in hun carrière van een gotisch lettertype dat men in nazi-Duitsland graag zag; ook anno 2019 is ze er alles aan gelegen om hun onsmakelijke familiegeschiedenis – een aaneenrijging van drugsexcessen, optredens in adamskostuum en politieke pesterijen (na de dood van Margaret Thatcher gingen ze met een ‘The bitch is dead’-spandoek de straat op) – een passend vervolg te geven. Maar de schoen wringt. Of beter gezegd: hij wringt niet meer zo. Lias Saoudi, de man die begin 2016 nog tegen een journalist van The Guardian zei dat ‘the most rebellious act is to revel in your own misery and patheticism’, ligt nu tevreden aan zijn vaporizer te lurken, Saul rolt ontspannen een joint en Nathan zit erbij als een bang hondje – later zal blijken waarom.

Het is natuurlijk niet voor het eerst dat ze muziek de wereld insturen en maar moeten zien hoe fans, festivalgangers en journalisten erop reageren. Toch voelt het dit keer anders. Ze zijn trotser dan ooit tevoren, zegt Saul. Hij heeft zowaar zin om met de nieuwe liveband op het podium te staan. ‘Ik zag altijd vreselijk, vréselijk tegen het toeren op. Nu kan ik niet wachten.’ Lias: ‘Als we een perstrip als deze een paar jaar geleden hadden gemaakt, zouden we die alleen maar aangrijpen om drugs te scoren en ruzie te maken in bars. Ik denk dat er tegenwoordig een bepaalde mate van geduld en toewijding binnen de groep is.’ Hoe vertaalt dat zich in hun dagelijkse routines? Lias: ‘We worden niet meer elke dag met een verschrikkelijke kater wakker.’ Saul: ‘En we kopen geen crack meer van veertienjarigen. Dat gebeurde vroeger elke dag.’ Iedereen lacht, mijzelf incluis. Hoe absurd zijn uitspraak ook is, ik heb geen idee waar de grap eindigt en de werkelijkheid begint.

Ik besluit het gesprek op Serfs Up! te brengen. Weg van de drugs, terug naar de muziek. Van welke momenten tijdens het maken van de opvolger van Songs For Our Mothers (2016) hebben ze bijvoorbeeld het meest genoten? Na opnamesessies in Sheffield en Londen dachten Lias en Saul dat de plaat wel af was. ‘We waren er helemaal klaar mee, wilden ervan vanaf zijn’, zegt Lias. ‘Maar het label wilde nog één single, iets uptempo’s.’ Zo gezegd, zo gedaan. Saul: ‘We huurden een studio en schreven ter plekke I Believe In Something Better en Fringe Runner. We waren high van de LSD en gingen dansend door de studio – het was geweldig. Die sessie was best wel een opluchting.’

Wat waren de hoofdpijndossiers?
Saul: ‘Onze onderlinge relaties. Vooral Nathan en ik hadden wat problemen, al zou ik het bijbehorende gevoel geen hoofdpijn willen noemen.’
Lias: ‘Eerder zielepijn, haha.’
Nathan: ‘Het was voor het eerst dat ik nummers voor de band schreef. Ik was nog nooit in een positie geweest waarin ik moest vechten voor mijn materiaal. Dat ik heel veel skunk rookte, was niet bevorderlijk voor mijn geestestoestand; ik verloor de controle, was totaal niet zen. Op een gegeven moment flipte ik er ben ik er vandoor gegaan.’
Saul: ‘Door zijn zenuwinzinking kon Nathan niet bij de eerste sessies zijn. Dat was verschrikkelijk, want Lias en hij hadden zich in Sheffield een heel jaar lang op dit moment voorbereid. Ik denk dat de opgebouwde druk in combinatie met de paranoia, veroorzaakt door een jaar lang van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat skunk roken, aan de basis van zijn explosie stonden.’
Nathan: ‘Ik wilde niks meer met de band te maken hebben en ben naar Noorwegen vertrokken. Daarna heb ik een tijdje bij mijn pa gezeten en bij vrienden op de bank geslapen. Ik ging gewoon even AWOL.’

Wat was het probleem tussen jullie?
Saul: ‘Nathan voelde zich niet prettig bij het feit dat ik aan zijn liedjes sleutelde. Begrijpelijk, want dat is voor niemand gemakkelijk. Maar als je in de context van een band muziek maakt, zal de samenwerking altijd tot aanpassingen leiden.’
Lias: ‘Na verloop van tijd leer je dat ongemakkelijk gevoel los te laten en veranderingen niet persoonlijk op te vatten. Als soloartiest kun je doen wat je wil, in een band moet je compromissen te sluiten – het beste in elkaar naar boven halen en het slechtste in elkaar tolereren.’
Nathan: ‘Ik heb gedurende mijn leven eigenlijk nog nooit echt op eigen benen gestaan. Daarom is het nu zo’n headfuck. Ik was altijd deze twee aan het helpen.’
Lias: ‘Nathan is er ontelbare keren tussen gesprongen als Saul en ik elkaar weer eens wilden vermoorden.’

Nathan, heb je overwogen om liedjes voor jezelf te houden?
Nathan: ‘Niet echt. Sowieso was er maar één nummer waar ik fucking panisch over deed: Feet.’
Lias: ‘Feet werd onze Apocalypse Now. We kwamen er maar niet uit. Er was een constante oorlog gaande. Uiteindelijk hebben we twee versies gemaakt en gestemd. De versie die in januari als single werd uitgebracht, is degene waar Saul en ik aan hadden gewerkt.’
Nathan: ‘De onenigheid over Feet was een goede les. De fouten die ik toen heb gemaakt, zal ik geen tweede keer maken.’

Eind 2016 leek de koek wel even op voor Fat White Family. Songs For Our Mothers was met moeite tot stand gekomen en de bijbehorende tour had de bandleden aan de fysieke en mentale afgrond gebracht. Het daaropvolgende jaar kregen verschillende zijprojecten voorrang: Saul maakte een plaat met zijn nieuwe band Insecure Men, Lias dook op als frontman van The Moonlandingz. God mag weten wat Nathan deed.

Hoe groot achtten jullie destijds de kans op een derde Fat White Family-album?
Saul: ‘Ik was er vrij zeker van dat deze gasten niet zomaar de stekker eruit zouden trekken, en dat er een nog een plaat zou komen waar ik bij betrokken zou zijn.’
Lias: ‘Het voelde goed om met andere projecten bezig te zijn en even niet aan Fat White Family te hoeven denken, maar stoppen is nooit aan de orde geweest. Je leert veel over jezelf tijdens zo’n adempauze. Als je vijf jaar lang de wereld rondtoert en elke avond dezelfde liedjes speelt, blijft er weinig ruimte over om over jezelf of je relatie met elkaar na te denken. Het is verleidelijk om je in die situatie te verliezen, vooral als je serieuze hoeveelheden harddrugs in de mix gooit. Die tijd voor onszelf was essentieel en duurde eigenlijk helemaal niet zo lang als ik op voorhand dacht. Misschien waren we toch niet zo beschadigd als we vermoedden.’

Wat was je belangrijkste inzicht tijdens die adempauze?
Lias: ‘Dat we geen normaal leven leidden. De meeste mensen die problemen met hun collega’s hebben, kunnen even een moment voor zichzelf nemen om tot een oplossing te komen. Bij ons werden de problemen ondraaglijk omdat we continu op elkaars lip zaten. Pas als je de situatie van een afstandje bekijkt, besef je welke rol iedereen speelt. Dat maakt het gemakkelijker om elkaars fouten te tolereren en toe te geven dat je zelf ook niet altijd vrijuit gaat.’

Wat is eigenlijk het fundament onder Fat White Family?
Lias: ‘Voornamelijk vriendschap. De band is een middel om met elkaar verbonden te zijn via muziek. Het is onze manier van omgaan met de werkelijkheid.’
Saul: ‘Conflict is ook een belangrijk onderdeel van de fundamentele natuur van de band. We hebben moeten leren accepteren dat we zijn zoals we zijn en dat er nooit een Disneyland-versie van Fat White Family zal bestaan.’
Nathan: ‘Zoals William Blake zei: ‘Zonder tegenstellingen geen vooruitgang.’’

Een vooruitgang is het zeker, Serfs Up! Voor het eerst klinken de Fat Whites alsof er een plan was voordat ze de studio opzochten. Het zal iets te maken hebben met het verbod op de valkuil waar ze voorheen te vaak in liepen: heroïne. Volgens Lias was er maar één regel in Sheffield: geen ‘smack’ in en rondom de studio. Crack en meth liever ook niet, vult Saul aan. Lias: ‘Een beetje cocaïne misschien, een beetje LSD of wiet. Natuurlijk behoorlijk veel wijn. Maar over het algemeen geen harddrugs. Anders is het gewoon onmogelijk om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen.’

Staan we toch weer kniediep in het moeras der verdovende middelen. Nog maar een poging om het over hun verrassend consistente derde album te hebben. Albumopener Feet omschrijft Lias als ‘een soort van italodisco’, Vagina Dentata is Mac DeMarco-achtige slackerrock (inclusief saxofoon) en Tastes Good With The Money een lang uitgesponnen popliedje met een mooie bijrol voor de rokerige spreekstem van Baxter Dury. Wellicht het meest opvallende moment komt halverwege, met Oh Sebastian. Een even gracieus als spookachtig nummer waarin strijkers en harmonieën de hoofdrol opeisen.

Waar gaat Oh Sebastian over?
Lias: ‘Saul, hoe zou jij Sebastian Horsley beschrijven?’
Saul: ‘Als een geweldig karakter. Hij was een nihilist die zichzelf liet kruisingen, een boek getiteld Dandy In The Underworld schreef en vijf jaar geleden stierf aan een overdosis heroïne. Maar het nummer gaat ook over onze vriend Alexander Sebastian, met wie we Touch The Leather [van Champagne Holocaust] schreven.’
Lias: ‘Oh Sebastian is een soort liefdesliedje voor Alex, een paranoïde vent met een gekwetst ego, die ons continu van plagiaat beschuldigt. Het leek me leuk om een song te schrijven over de interactie tussen twee megalomane mannen.’

In I Believe In Something Better zing je over ‘the misery of progress’. Wat bedoel je daarmee?
Lias: ‘Dat nummer is geschreven vanuit het perspectief van Ted Kaczynski, de Unabomber, vlak voordat hij per post bommen naar techbedrijven begint te versturen.’
Saul: ‘Wij hebben affiniteit met zijn gedachtegoed.’
Lias: ‘Ik denk dat milieufundamentalisme een steeds overtuigendere filosofie wordt.’
Saul: ‘Ik hoop dat er in de nabije toekomst grote standbeelden van Ted Kaczynski en Pol Pot verrijzen. Als we naar hen hadden geluisterd, was er nu misschien geen milieucrisis.’

Uhm, oké. Tot slot, hoe zien jullie de toekomst van Fat White Family voor je?
Saul: ‘Op dit moment ziet de toekomst er behoorlijk rooskleurig uit. Zowel voor Fat White Family als voor onze zijprojecten.’
Lias: ‘Nathan werkt aan zijn soloalbum, ik ben bezig met een acidhouseproject genaamd Decius en Saul begint binnenkort aan zijn tweede plaat met Insecure Men. Ik denk niet dat wij het soort band zijn dat ooit in arena’s staat en miljoenen ponden verdient. Zolang we genoeg geloofwaardigheid en interesse blijven genereren om van de band te kunnen leven, zijn wij gelukkig. Maar bij Fat White Family is niks zeker, wie weet wat ons nog te wachten staat.’

Het half uur zit erop. Handen worden geschud, bedankjes uitgewisseld. Saul weet niet hoe snel hij zich naar de uitgang aan de Prins Hendrikkade moet begeven: even blowen onder de gevel waarop in grote kapitalen de naam JORIK prijkt.